Stadstraditie in Eger: het wijkmeesterschap


Abkarovits Endre
vertaling Edwin van Schie


Bij traditionele gebruiken denken we gewoonlijk het eerst aan het platteland, waar de bevolking eeuwenlang volgens vaste gewoonten leefde en waar men pas in de moderne tijd zijn levenswijze aanpaste aan dat van de stad. Maar slechts weinig steden hebben nog een eeuwenoude traditie. Een van de uitzonderingen hierop is het wijkmeesterschap dat in vroeger tijden ook in andere steden bekend was, maar tegenwoordig alleen nog in Eger.

De oorsprong van het honoraire wijkburgemeesterschap moet worden gezocht in de periode net na de Turkse bezetting. Na de bevrijding in 1687 kon de stad beginnen aan de wederopbouw, waaronder we met name het opnieuw bevolken van de stad moetn verstaan. Het grootste deel van de Hongaarse bevolking was in de bezette gebieden om het leven gekomen of gevlucht. Daarom nodigde men na de bevrijding vele kolonisten uit om zich in Hongarije te vestigen. Net als in andere Hongaarse steden was ook de burgerij van Eger voornamelijk van Duitse afkomst, maar toch verwijzen veel straatnamen ook vandaag de dag nog naar andere immigranten: Serviërs, Italianen, Walen en andere nationaliteiten.

Omdat er in die tijd maar weinig echte ambtsdragers waren, moest elke wijk een burger kiezen om de bevolking te vertegenwoordigen. Aangezien in die tijd het Latijn nog in zwang was als ambtelijke taal werd de gekozen volksvertegenwoordiger aanvankelijk decurio genoemd. Later ging men over op het Hongaarse woord tizedes. De binnenstad van Eger, die door een stadsmuur was omgeven, werd in vieren gedeeld en de vertegenwoordiger van elke wijk, de wijkmeester, werd onder invloed van de steeds Duitser wordende bevolking Viertelmeister genoemd, een term die allengs verhongaarste in fertálymester.

Het centrum van Eger ligt in een dal, maar de meeste buitenwijken liggen tegen hellingen aan. Deze buitenwijken heetten Hochstadt, een woord dat in de loop der tijd werd verbasterd tot hóstya. Behalve in Eger is deze uitdrukking merkwaardig genoeg tegenwoordig alleen nog in zwang in de Transsylvaanse stad Kolozsvár (Cluj, in het Duits: Klausenburg) die ooit ook een grote Duitstalige bevolking kende.

De fertálymesters werden aanvankelijk door de burgerij gekozen en men kon het ambt slechts voor één jaar bekleden. Maar na verloop van tijd gingen de eerdere fertálymesters in een gemeenschappelijke vergadering, suttogó ofwel heimelijke stemming genoemd, zelf beslissen welke burger uit de wijk het komende jaar in aanmerking zou komen voor het ereambt. Men moest niet alleen deugdzaam zijn en van onbesproken gedrag, maar ook welgesteld, en in het bezit van een eigen huis. Men ontving immers nauwelijks enige vergoeding voor dit ambt, maar moest veeleer zelf allerlei kosten dragen: op de dag van inauguratie moesten bijvoorbeeld de gasten de hele dag worden onthaald en gelaafd! Dit werd het trakta genoemd (vergelijk ons woord traktatie).

De fertálymesterverkiezing ging al gauw gepaard met speciale versierselen, klederdracht en andere uiterlijke vertoningen die tot op de dag van vandaag nog in ere worden gehouden. De nieuwe fertálymesters worden jaarlijks gekozen op 9 februari, de feestdag van de heilige Apollónia. Op deze dag nemen zij plechtig deel aan de heilige Mis in de kathedraal, waarna zij in optocht naar het stadhuis gaan, waar zij tegen overstaan van de burgemeester een eed afleggen. Het meest in het oog springende onderdeel van hun klederdracht is de mantel met de honderd plooien, die aan de onderzijde een diameter van 6 meter haalt! Aan de buitenzijde is deze van zwarte lakense stof, aan de binnenkant zit een rode voering. Aanvankelijk droeg men nog een stok van anderhalve meter, waarin iedere nieuwe fertálymester zijn naam en ambtsjaar kerfde. Deze stok had niet alleen een ceremoniële functie maar was deed ook dienst als strafwerktuig. De fertálymesters waren immers verantwoordelijk voor de goede zeden en openbare orde in hun wijk. Zij mochten nachtelijke vandalen, dronkaards en mensen die op straat vloekten of een pijp rookten ter plekke dreigen met een afranseling met de stok of hen aanhouden en overdragen aan de autoriteiten.

De fertálymesters hadden ook nog belangrijkere andere taken. Omdat in die tijd de huizen nog tamelijk brandgevaarlijk waren, moesten zij bij alle huizen controleren of men zich wel hield aan de brandvoorschriften. Zo diende er voor elk huis een vat water klaar te staan voor het geval dat. Ook controleerden zij de hygiëne in de huizen en de betaling van belastingen en maakten zij nieuwe regels en voorschriften openbaar. In de achttiende eeuw had immers elke stad nog zijn eigen onderling afwijkende regelgeving. In Eger heeft het stadsbestuur in 1805 en 1810 nog nauwkeurig vastgelegd wat de rechten en plichten waren van de fertálymesters. Met de invoering van landelijke wetgeving in de periode 1830-40 gingen de meeste fertálymestertaken over op ambtenaren en overheidsfunctionarissen. De fertálymesters behielden alleen hun ceremoniële, traditionele functie. Ofschoon zij steeds minder rechten hadden, kende het ambt van fertálymester in de tweede helft van de negentiende eeuw toch een toenemende aantrekkingskracht: er waren onder hen niet alleen pastoors, artsen, advocaten maar ook fabrikanten, handelaars en boeren. Zo zorgde het ambt van fertálymester ook voor het afnemen van klassetegenstellingen.

Om dat de fertálymesters vanaf het midden van de negentiende eeuw annalen bijhielden, beschikt het nageslacht nu over een goed overzicht van de stadsgeschiedenis. De fertálymesters werden voor het stadsbestuur steeds meer de spreekbuis van de wijken, maar hun educatieve taak bleef toch ook belangrijk. Met verbazing lezen wij dat men in het begin van de jaren dertig van de vorige eeuw al pogingen ondernam de bevolking te informeren over de historische en culturele waarden van de stad. Ook werd de bevolking opgeroepen om bezoekers vooral beleefd en gastvrij tegemoet te treden…

Zoals zovele instituties schaften de communistische machthebbers na de oorlog ook dat van fertálymester af; pas in 1996 werd het ambt weer in ere hersteld. Omdat de stad in de loop der tijd enorm is uitgedijd telt Eger nu 15 fertálymesters en worden er dus jaarlijks even zovele ingewijd. Zij blijven slechts één jaar in functie maar worden tot aan hun dood lid van de orde van fertálymesters. Daardoor is deze orde momenteel de grootste civiele organisatie van Eger. De stad kent ook een heemkundige vereniging, waarvan het ledental een grote overlap heeft met dat van de orde van fertálymesters. Het is wellicht interessant erop te wijzen dat er bij de laatste gemeentelijke verkiezingen niet een of andere partijbons is gekozen tot burgemeester, maar iemand van de heemkundige vereniging die als oud-fertálymester ook lid is van de orde van fertálymesters.

De huidige 15 fertálymesters worden steeds vaker uitgenodigd voor allerlei festiviteiten, hopelijk niet alleen vanwege hun sierlijke klederdracht maar ook om het respect dat men voor hen heeft. Hun stok ziet er inmiddels wel wat vriendelijker uit en laat vrolijk wapperende linten zien met de namen van eerdere fertálymesters, maar nog altijd trachten de fertálymesters in hun wijken iets te doen aan ordehandhaving en vinden zij het belangrijk niet louter een levende traditie te zijn, maar een brug te vormen tussen het gemeentebestuur en de bewoners van hun wijken.

Mostmagyarul!