Taalpraatje 2 - De eerste keer Hongaars

Voor het eerst naar Hongarije: ik herinner me die reis nog als de dag van gisteren. Als aankomend student probeerde je zo goedkoop mogelijk te reizen. In die tijd ­ 1979 ­ lag liften natuurlijk voor de hand, maar daarbij waren reistijd en dag van aankomst onzeker. Een goed alternatief bood me de liftcentrale uit Amsterdam - een organisatie die overigens nog steeds bestaat als low-budget reisbureau. Tegen een bijdrage in de benzinekosten en een luttel bedrag aan administratiekosten kon ik mee naar Karinthië. We sliepen daar in een klooster. De volgende dag liftend naar Graz, waar ik een treinkaartje kocht met bestemming Szombathely [som-bat-hij], dat door de Oostenrijkse lokettiste echter uitgesproken werd als [som-baa-te-lie].

Bij het naderen van het 'IJzeren Gordijn' steeg bij mij de spanning: zou het me lukken om nog die avond Debrecen te bereiken? Daar zou ik me voegen bij een groepje studenten, waaronder mijn Hongaarse vriend die ik het jaar tevoren in Engeland had leren kennen. Later heeft hij mij verteld dat ik tijdens zijn trip door West-Europa de enige was geweest die enigszins genuanceerd dacht over Oost en West en ook op de hoogte was van het feit dat het Hongaars geen Slavische taal is, maar een eigen oorsprong en karakter heeft.

Dat ijzeren gordijn tussen Graz en Hongarije, dat bestond uit een paar verre wachttorens, een troep grensbewakers met geweren in de aanslag, een ijverig stempelende beambte van de Hongaarse Staatsspoorwegen en een clubje gemoedelijk pratende Hongaarse huisvrouwtjes met manden en grote tassen vol met boodschappen.

In Szombathely kocht ik een vervolgkaartje (nu tegen binnenlands tarief) voor het traject via Budapest naar Debrecen. Als dat vier gulden kostte, was het veel. In deze trein moest ik - na een half uurtje boemelen - bewijzen dat ik niet voor niets vóór mijn vakantie het Hongarije-boek uit 1968 van de heer Bollen in één adem had uitgelezen. Wat was het geval? Op een klein stationnetje stonden plotseling alle passagiers op, pakten hun spullen en verlieten de trein. Zo ook een groepje meiden dat bij mij in de wagon zat. Ik vroeg hen in het Engels, in het Duits en tenslotte in het Frans wat er aan de hand was. Ze zeiden heel veel waar ik niets van begreep. Ik wees vervolgens op mijn borst (= ik), daarna in voorwaartse richting (= wil gaan) en sprak daarbij het uit het genoemde boek geleerde "barát" (vriend) en "Budapest". Hierop riepen allen giechelend door elkaar: "gyere, gyere..." en maakten een gebaar waaruit ik kon afleiden dat ik ook maar mee moest komen. Bang om de trein naar Budapest te verlaten, ging ik met enige aarzeling met mijn rugzak achter ze aan, maar eenmaal buiten gekomen zag ik achter het stationsgebouwtje een gele, gelede Volán-bus klaar staan. Kennelijk wegens baanvakwerkzaamheden moest de hele trein in de bus, 20 km over de weg en dan weer allemaal de trein in. En ik had mijn tweede Hongaarse woord geleerd. Gyere!

Uiteindelijk ­ na een paar dagen Debrecen en een nachtelijke wandeltocht over de Roemeense grens - ik moest te voet want in de trein gaf men geen visum uit - bevond ik me te midden van een groepje studenten dat op eigen houtje een tocht maakte langs Hongaars cultureel erfgoed in Kalotaszeg, naar de in Transsylvanië gelegen steden Kolozsvár en Marosvásárhely en naar de Karpaten. En alleen deze bergen kon ik terugvinden op de ANWB-kaart die ik bij me had: hoe vaak ik ook vroeg aan mijn nieuwe vrienden "hova megyünk?" (waar gaan we naar toe?), steeds weer had ik moeite me te oriënteren: de Hongaarstalige plaatsen die zij noemden stonden niet op mijn internationale kaart! Die hele tocht - negen dagen lang - beleefde ik als een droom. Maar wel een zeer leerzame: ik maakte kennis met de geschiedenis van Midden-Europa, ik leerde mijn eerste Hongaarse woordjes, en onder het genot van een biertje op het terras van het Parkkasteel van Kolozsvár leerde ik tot 10 tellen in het Hongaars. De complimenten voor de uitspraak, de gastvrijheid van de Hongaarse mensen en de uitdaging van die ongewone, bijzondere taal met zijn boeiende en welluidende staccato-ritme ­ daarom besloot ik bij terugkeer in Nederland Hongaars te studeren!

Mostmagyarul!