Tcha Limberger tekstartikel


Klik op de afbeelding om het artikel in oorspronkelijke opmaak te lezen. Het tekstartikel staat hieronder.

Uit: Most Magyarul! Hongarije Magazine 52 en met toestemming van auteur Antoine Legat overgenomen van www.folkroddels.be en aangevuld met teksten van Raul de Gama en Crispijn Oomes (speelman.nl).


Sinds het overlijden van Feri Árus, Gyulu Boros en Neti Fodor Sándor is het stil geweest in Méra, het eens zo bruisende centrum van de Hongaarse folklore in Transsylvanië. Maar niemand minder dan de (blinde) Belgische violist Tcha Limberger heeft de respectabele taak op zich genomen de traditie voort te zetten, samen met de nog overgebleven kontraspeler Rudi Tóni en bassist Viktor Berki. De drie hebben samen een hartverscheurende cd gemaakt, met zowel klaagliederen als virtuoze dansmuziek uit Méra. Uit de grond van zijn hart zingt en speelt Tcha de eeuwenoude en hartverscheurende hajnali’s (klaagliederen) en de pijlsnelle legényes (jongensdansen).
De 30-jarige Tcha Limberger is de kleinzoon van violist Piotto Limberger, stichter van zigeunerorkest De Piotto's. Vader Vivi Limberger was de ritmegitarist van zigeunerjazzband Waso, waartoe ook Koen De Cauter behoorde. Zij waren waardige opvolgers van Le Quintette du Hot Club de France, met giganten Django Reinhardt en Stéphane Grappelli. Tcha kreeg de muziek met de paplepel ingegoten, zegt men dan, en dat klopt, maar er was veel meer dan de zigeunermuziek. Via zijn moeder Lut Bruyneel kreeg hij er de Vlaamse dimensie bij. Tcha droomde er eerst van flamencozanger te worden, iets wat vlug opgeborgen werd, al is Tcha een uitstekend zanger! Andere musici zorgden ervoor dat zijn muzikale horizon nog meer werd verbreed, Tcha had belangstelling voor elke pure etnische muziektraditie. Diverse belangrijke musici hadden een beslissende invloed op hem.


Qua instrumenten maakte hij een bijzondere evolutie door. Eerst was er de gitaar, als kind was zijn droom een flamencogitarist te worden, daarna de swing jazz, die hij rondom zich kon horen bij familieleden en vrienden, die tot de besten in het soort behoorden. Hij kwam al bij de Piotto’s, toen hij amper dertien jaar was. Vervolgens hield Tcha zich bezig met fluiten en de klarinet en ten slotte kwam hij op zijn zeventiende uit bij de viool. Wat eerst een 'hobby' leek, werd een passie die alle andere in de schaduw stelde.
De viool bracht hem automatisch waar hij moest zijn, bij de muziek van de zigeuners uit Hongarije en Roemenië: hij raakte geboeid door de platen van Toki Horváth, violist uit Budapest. Zsolt Kállai, de in België bekende Hongaarse zigeunermuzikant, was een belangrijke figuur in Tcha’s leven ('Hij was voor mij als een broer'), gaf hem precies de juiste voor zijn ontwikkeling belangrijke namen en opnamen en drukte hem op het hart dat het een absolute noodzaak was Hongaars te kennen om deze muziek zo goed mogelijk te brengen. En dus leerde Tcha de taal (en heeft geen eigen 'Hongaarse roots', zoals wel eens wordt geschreven). Hij was tweeëntwintig toen hij voor de derde maal naar Budapest ging, waar hij anderhalf jaar zou blijven om er te studeren. Hij ging in de leer bij Béla Horváth, een onbetwiste autoriteit op het gebied.


In de ban van Hongaarse muziek

In Boedapest schaafde Tcha zijn viooltechniek bij en verwierf hij inzicht in de magyar nóta, de Hongaarse stadsmuziek, en in de typische zigeunermuziek. Deze tijd resulteerde in een live-cd van wel 70 minuten, opgenomen ver buiten Hongarije, in Engeland, met de virtuoze musici met wie hij het Budapest Gipsy Orchestra vormde. Je hoort op de cd Búra termett idő een afwisseling van nóta (lied), friss (snelle) en lassú (trage) csárdás, en nog een paar specifieke stijlen en ritmes, zoals de esztam, een specifieke stijl in 4/4. Het werd, zoals dat hoort, meeslepende muziek, met vaak een trage spanningsopbouw en een geestdriftige ontlading, alles gefocust op de stem en de viool van Tcha. Dit is overigens niet zo vanzelfsprekend: een primás of concertmeester (eigenlijk 'eerste solist') is meestal de zoon van een traditie van generaties. Die zoon blijft als het ware in een opleiding tot hij de oude meester opvolgt en de mantel van concertmeester aandoet. Het is geen aanstelling, meer een eer op basis van verdiensten. Tcha komt niet uit die traditie, maar naar verluidt was men zo onder de indruk van zijn samenspel met Béla Horváth dat men hem tot primás aanstelde.
Niet veel later, in het begin van de nieuwe eeuw, ging Tcha op zoek naar de wortels van de pure Hongaarse volksmuziek en kwam hij terecht in Kalotaszeg, Transsylvanië. Kalotaszeg (in het Roemeens Tara Cala) behoorde tot 1918 tot het Hongaarse koninkrijk. De Hongaarse bevolking in de streek vormt als een enclave een bastion van de oude Hongaarse tradities zoals die in Hongarije zelf al verloren gegaan zijn of opgeslorpt door de Magyar nóta van de Hongaarse zigeuners.


Tcha kwam hier natuurlijk in aanraking met de inmiddels wereldberoemde dorpsmuzikant Samu 'Neti' Fodor, die hem toevallig letterlijk van de straat opplukte. Hun eerste ontmoeting 'ontaardde' al in een nacht lang samen muziekmaken! Ook leerde hij Neti’s medemuzikanten kennen, Viktor Berki en Tóni Rudi.
De ziel van Kalotaszeg Spoedig was Tcha doordrongen van de ziel van de regio: 'Wat ik zo mooi vind aan de muziek van Kalotaszeg, is dat het een mix is van twee culturen, een perfecte mix eigenlijk, die alleen maar het resultaat kan zijn van een eeuwenlange vreedzame coexistentie.' Deze vruchtbare muzikale ontmoetingen in Transsylvanië resulteerden in een tweede project. Iets bescheidener van opzet, maar een besliste stap verder. Onder de naam Tcha Limbergers Kalotaszeg Trio brengt Tcha, begeleid door Tóni Rudi op brácsa of kontra (altviool) en Viktor Berki op contrabas gezongen en instrumentale lamento’s (klaagliederen), csárdás en andere muziekvormen uit Kalotaszeg. Tóni Rudi is de meest authentieke musicus van het trio, één van de laatste dorpsmuzikanten uit het dorp Méra. Van zijn vader leerde Toni al vroeg de kneepjes van het bespelen van de kontra. Zowel in de klaagliederen als in de Hongaarse en zigeunse dansmuziek van Kalotaszeg vervult de kontra een wezenlijke rol: enerzijds is het een akkoordinstrument, dat voor veel emotie en warmte zorgt, anderzijds is het een ritme-instrument, dat in staat is om iedereen aan het dansen te krijgen. Viktor Berki komt eveneens uit een zigeunerfamilie uit het dorp Méra.


Men zou kunnen denken dat de muziek van hun cd A hajnali csillag ragyog (Laments, Czardas’ and Szaporas from the Transylvanian Region of Kalotaszeg) door zijn landelijke karakter ruwer zou zijn dan de toch enigermate verstedelijkte of veredelde Magyar nóta, maar feitelijk getuigt deze muziek van een al even grote verfijning en precisie in de uitdrukking. Tcha Limberger is zelf heel trots over het feit dat hij na Budapest ook in Kalotaszeg als primás aanvaard werd. Hij blijft er wel bescheiden bij: 'Ik leer er nog steeds bij en zo hoort het.' Hij is vol lof over de ondersteunende rol van zijn medespelers. Het is dan ook een schitterende plaat geworden. Het openingsstuk Én vagyok a falu rossza (Ik ben de slechterik van het dorp) een typische keserves of uiterst trage lamento, is van een ongelofelijke schoonheid (u vindt dit nummer op YouTube onder de titel Tcha Limberger in Kalotaszeg, 7'33") Maar meteen na die lamento komt er een en al zwier in drie legényes, snelle dansen voor jongens, die zo hun behendigheid en kracht kunnen demonstreren. Dat doet de beginnende volksdanser denken aan Ierse reels en jigs. Bij de szapora gaat het er vervolgens nog gedrevener aan toe. Het is het snelste dansritme, al heeft die szapora in andere delen van Transsylvanië soms een verschillende naam. Zeer mooi is de korte lassú csárdás, meteen gevolgd door de suite (nummers 4 en 5) Búsulni soha sem tudtam (Ik heb nooit kunnen treuren), die begint met een keserves: weemoed in zijn zuiverste vorm! Door de triovorm is de invulling soberder dan op de eerder genoemde cd, maar dat hoort nu eenmaal zo. Deze drie musici hebben ons met A hajnali csillag ragyog niet alleen een heerlijke luisterervaring geschonken, maar ook een inkijk gegeven in een rijke traditie, één van de meest authentieke in Europa, en daarom alleen al meer dan de moeite waard.


Tot slot nog een persoonlijke ontboezeming van Tcha Limberger: 'Ik heb absoluut niet de bedoeling de muziek van Kalotaszeg te veranderen. Het deed me goed, dat Viktor me heeft gevraagd met hen samen te spelen en hen mee te nemen op tournee naar Engeland, België en Nederland. Op een dag, na een heerlijke speelsessie en een goed glas pálinka, vertelde Rudi me, dat mijn spelstijl en toonvorming heel erg veel weg hebben van die van Neti. "Nu Neti in 2006 is overleden", ging hij verder, "ben jij voor mij de beste primás om de klaagliederen mee te spelen." Hij was zeer emotioneel en voor mij was dit het beste compliment dat je als buitenlander maar kunt krijgen!' Wij kijken uit naar de tournee!

Mostmagyarul!